Verzoek tot bevestiging van de strafzaak
De vertegenwoordiging van actrice Elisa Mouliaá heeft de rechtbank verzocht om de verdere afhandeling van de zaak tegen voormalig Tweede Kamerlid Íñigo Errejón te bevestigen. Volgens haar is overtuigend vastgesteld dat er sprake was van een gebrek aan toestemming tijdens een vermeende seksuele aanval.
In een schrijven, dat in bezit is van Europa Press, betoogt Mouliaá’s adviseur dat het proces tegen Errejón moet doorgaan. Hij refereert aan een onderzoek van de rechter, waarin werd voorgesteld hem te wijzen voor de vermeende seksuele agressie die plaatsvond op een avond in oktober 2021.
Reactie op het verweer van Errejón
Errejón had in zijn beroep geklaagd over de “late” aangifte – hij stelde dat deze plaatsvond nadat Mouliaá haar ontslag had ingediend – en beschuldigde haar van een “onesthetische” motivatie. Hij beweerde dat haar enige doel was om bekendheid en inkomsten te verkrijgen, terwijl ze daar tot dat moment niet over beschikte.
De advocaat van Mouliaá vindt dat Errejón probeert haar te “discrediteren” wegens het indienen van de aangifte drie jaar na de feiten. Hij noemt dit standpunt volledig onjuist en benadrukt dat het de psychische dynamiek van slachtoffers van traumatische gebeurtenissen miskent.
Psychologische reacties op de aangifte
Volgens de brief is de vertraging in de rapportage geen teken van inconsistentie, maar een typische reactie op trauma, schaamte, angst en een mentale blokkade. De advocaat verwijst naar rapporten van de psychiaters die haar hebben onderzocht na de incidenten.
Beoordeling van media-interventies en de betrouwbaarheid
De advocaat van Mouliaá verwijst ook naar de kritiek die Errejón uitte over haar optredens in de media, waarin zij sprak over de vermeende seksueel geweld. Hij stelt dat die informatie niet adequaat bewijs levert en niet door de rechtbank wordt meegenomen.
Hij voegt toe dat haar publieke verschijningen aanvankelijk een onrealistisch beeld van kracht probeerden te scheppen, maar dat deze geen geldig bewijs kunnen vormen voor haar geloofwaardigheid. Hij wijst erop dat media vooral sensationeel en gekleurd rapporteren.
Het standpunt wordt verder onderbouwd met de verklaring dat haar mediaoptredens worden beschouwd als het gebruik van journalistieke middelen die aguardende een commerciële winstmotief hebben, en niet als bewijsstukken in de rechtszaak.
De advocaat vraagt de rechter te bepalen dat deze interviews niet meetellen als bewijs, omdat ze niet deel uitmaken van het gerechtelijke onderzoek en geen garanties bieden.
Hij bevestigt dat haar verklaring tijdens de behandeling consistent was en met volledige waarborgen is afgelegd. Haar getuigenis werd door de rechter correct beoordeeld.
Bewijs van ontbreken van toestemming
Tot slot stelt de advocaat dat uit het onderzoek blijkt dat er zes cruciale momenten waren waarop duidelijk geen toestemming werd gegeven. Ze concludeert dat het gedrag van het slachtoffer later niet als toestemming kan worden geïnterpreteerd.









