Fukushima’s dieren kiezen hun eigen evolutionaire weg: kleine groene kikkers onthullen hun verhaal via veranderd DNA

Dit artikel laat zien hoe de unieke Japanse boomkikker zich aanpast aan het leven na Fukushima. Onderzoek onthult veranderingen in voortplanting en DNA van deze dieren en wat dat betekent voor evolutie, veerkracht én onze kijk op kernrampen.

Spread the love

In Japan, tien jaar na de kernramp in Fukushima, blijken kleine felgroene kikkers opmerkelijker overlevers te zijn dan je misschien zou denken. Recente onderzoeken tonen aan dat hun DNA en voortplanting veranderen – en dat vertelt ons veel over leven in een besmette wereld.

Inhoudsopgave

Fukushima: een letterlijk open laboratorium

De ramp met de kerncentrale van Fukushima in 2011 verspreidde radioactieve stoffen over een uitgestrekt gebied. Veel dier- en plantensoorten verdwenen of weken uit, maar anderen – zoals de inheemse Japanse boomkikker (Dryophytes japonicus) – hielden stand. Sommige migreerden zelfs naar plekken die door mensen werden verlaten.

Onder leiding van Lea Dusk van het Franse ASNR greep een internationaal team deze unieke situatie aan. Hun focus: wat gebeurt er met de voortplanting, genen en hormonen van deze kikkers na generaties blootstelling aan chronische straling? De resultaten die ze onlangs presenteerden zijn verrassend – en zetten aan tot nadenken over de lange termijn gevolgen van nucleaire rampen. Denk erbij ook aan de lessen van Tsjernobyl, waar straatdieren met hun eigen genetische uitdagingen strijdlen.

Meer sperma, meer nageslacht? Het ligt genuanceerder

Het eerste opvallende feit: kikkers uit de besmette regio hebben een hogere gonadosomaal index – oftewel, hun geslachtsklieren zijn relatief groter dan bij soortgenoten uit schone gebieden. Ze produceren ook meer zaadcellen. Op het eerste gezicht lijkt dit goed nieuws voor hun voortplanting.

Maar let op: volgens de onderzoekers is hoeveelheid sperma niet hetzelfde als kwaliteit. Dat laatste – bijvoorbeeld hoe vlot die zaadcellen bewegen en of ze daadwerkelijk succesvol kunnen bevruchten – is nog niet vastgesteld. Het zou zelfs kunnen dat deze toename een overlevingsstrategie is — meer energie richting nakomelingen investeren, uit voorzorg. Maar het blijft onzeker of dat daadwerkelijk leidt tot gezonde jongen.

Genetische sporen: hoe straling het DNA tekent

Het team analyseerde ook de transcripties (actieve genen) uit de teelballen van de kikkers. Over de 9.000 genen werden in kaart gebracht — bij ongeveer 10% bleken de activiteit en functie duidelijk beïnvloed door straling.

Genen die betrokken zijn bij zaadcelontwikkeling, hormoonhuishouding en zelfs basale cellulaire processen, veranderden meetbaar. Sommige blijken gevoeliger voor ioniserende straling dan andere. De onderzoekers vermoeden dat zulke veranderingen zich kunnen doorgeven aan volgende generaties en invloed hebben op vruchtbaarheid, ontwikkeling en zelfs het seksueel gedrag van toekomstige kikkervisjes.

Testosteron blijft stabiel, maar waarom?

Opmerkelijk: ondanks de vele biologische verschuivingen bleven de testosteronwaarden van de aangetaste en niet-aangetaste kikkers vrijwel gelijk. Dat suggereert dat het hormonale systeem gedeeltelijk ‘bewaakt’ wordt — of misschien dat het lichaam kiest welke processen het prioriteit geeft als de omgeving extreem vijandig wordt.

Het team vermoedt dat andere factoren zoals oxidatieve stress of directe beschadiging van erfelijk materiaal mee de uitkomst bepalen. Kortom: de natuur stelt ons constant voor nieuwe raadselige puzzels, zeker in ongewone omstandigheden als deze.

Mutaties, aanpassing, evolutie: het nieuwe ecosysteem

Dit onderzoek gaat veel verder dan de rugstreepkikker: het laat zien hoe een soort zich mogelijk genetisch kan aanpassen aan een besmette leefomgeving. Het roept echter belangrijke vragen op: wat is de prijs van die aanpassing? Wat gebeurt er als deze dieren zich nog tientallen generaties lang in blootgestelde gebieden voortplanten? Kunnen ze uiteindelijk ‘evolueren’ tot een subpopulatie met unieke eigenschappen?

Volgens de onderzoekers draait alles om reproductie. Als de vruchtbaarheid daalt, kan een populatie ondanks ogenschijnlijke ‘overleving’ toch langzaam verdwijnen uit het ecosysteem. Deze kennis helpt niet alleen Fukushima of Tsjernobyl begrijpen, maar bijvoorbeeld ook bij het monitoren van natuur rond Petten — een hot topic na een controverse met de kernreactor bij de Noord-Hollandse kust.

Wat brengt de toekomst: meer onderzoek en nieuwe diersoorten

De data zijn pas het begin. Het laboratoriumteam duikt nu dieper in de zaadcelkwaliteit en wil het onderzoek uitbreiden – naar andere amfibieën én naar ongewervelden uit de regio. Daarbij zal worden onderzocht hoe moleculaire mechanismen reageren op continue blootstelling aan straling.

Eén ding staat vast: chronische straling laat blijvende biologische sporen achter. Kijken of een soort ‘overleeft’ is niet genoeg — het draait om hoe gezond, vruchtbaar en genetisch stabiel de populatie blijft. Fukushima wordt zo, net als Tsjernobyl in Oekraïne, een vreemd soort natuurgebied: een open testsite voor het bestuderen van adaptatie, mutaties en de complexe dans tussen technologie en natuur.

Spread the love