Situatie rondom de wilde zwijnen in Collserola
Op 22 oktober 2025 werd in Barcelona, Catalonië, een aanzienlijke vondst gedaan van vijftig dode wilde zwijnen in het gebied van Collserola. Deze gebeurtenis trok de aandacht van lokale autoriteiten en experts, vooral doordat bij de eerste negen onderzochte dieren geen bewijs werd gevonden voor de aanwezigheid van de Afrikaanse varkenspest (PPA).
Over de detectie en conclusies
De Cataloniëse minister van Klimaatactie, Voedsel en Landbouwbeleid, Òscar Ordeig, gaf aan dat de meeste van deze zwijnen negatief waren getest op de ziekte. Tijdens een interview op La 2 Cat, dat werd weergegeven door Europa Press, benadrukte hij dat hij bijna zeker is dat de ziekte niet via natuurlijke besmetting onder de wilde zwijnen is binnengebracht. In plaats daarvan gaat hij ervan uit dat deze besmetting het gevolg is van menselijke activiteiten, mogelijk via de snelweg AP-7 of een andere communicatieverbinding.
Informatie en vooruitzichten
Ordeig stelde dat het enige tijd zal duren voordat men volledige duidelijkheid heeft over de wijze waarop de ziekte is binnengekomen. Hij benadrukte dat de besmetting niet afkomstig was van de zwijnen zelf, maar dat het waarschijnlijk een gevolg is van menselijke handelingen. Het personeel van de gezondheidsdiensten wacht nog op verdere testresultaten om de exacte oorzaak vast te stellen.
Risico’s en bredere context
De minister herinnerde er aan dat het risico van een uitbraak van de Afrikaanse varkenspest in Spanje al eerder was opgemerkt. Dit werd vooral onderbouwd door het feit dat in Oost-Europese landen de ziekte endemisch is, wat betekent dat deze er al langere tijd aanwezig en moeilijk te beheersen is. Volgens Ordeig is de ziekte daar niet onder controle en wordt het gevaar van verdere verspreiding als significant beschouwd.
Toekomstige ontwikkelingen
Het ministerie en betrokken instanties zullen de situatie nauw blijven volgen en verdere tests uitvoeren. Een uitgebreide analyse zal duidelijk maken of er aanvullende maatregelen nodig zijn om de verspreiding van de ziekte te voorkomen en om de volksgezondheid en de lokale landbouw te beschermen.









