Aankomst en terugplaatsing van de sculpturen
De sculpturen van Mestre Mateo, Abraham en Isaac, zijn recent teruggebracht naar de stad Santiago de Compostela, na een afwezigheid van zestig jaar in bezit van de familie van de voormalige dictator Francisco Franco. Volgens de uitspraak van Goretti Sanmartín, de burgemeester van Santiago, symboliseert dit de strijd van het hele Galicische volk.
Op een dag die als historisch wordt gezien door de lokale overheid, stond de burgemeester naast de twee verzegelde kisten die de sculpturen bevatten, omringd door een grote nieuwsgierigheid. Ze vertelde dat de verplaatsing plaatsvond vanuit het Pazo de Meirás, in speciale museumkisten die voor deze gelegenheid waren ontworpen.
Ze benadrukte dat deze gebeurtenis voor het eerst mogelijk was door een gerechtelijke uitspraak die Franco en zijn erfgenamen verplichtte de eigendommen terug te geven die onrechtmatig waren aangekocht of geconfiskeerd.
Een pionierende juridische prestatie
Het succes van deze procedure wordt door de burgemeester als een voorbeeld genoemd dat mogelijk de weg opent voor andere eigendommen die onrechtmatig in handen van de familie Franco zijn gebleven. Ze noemde hierbij onder meer het Pazo de Meirás, Casa Cornide en de vatten van Moraime in Muxía.
Het teruggeven van de sculpturen viel samen met de vijftigste sterfdag van Franco. Van belang was dat er vijftig jaar waren verstreken sinds het eigendom werd teruggevorderd, hetgeen volgens de burgemeester de impunitie van het Franco-regime illustreert.
Sanmartín bedankte de relevante administraties en organisaties die zich hierbij hadden betrokken. Ze benadrukte dat dit de strijd van het gehele Galicische volk en diverse maatschappelijke en politieke groepen weerspiegelde.
Perspectieven en verdere plannen
Maria Rozas, de ondervoorzitter van de gemeente, noemde deze gebeurtenis een overwinning voor de democratie en hoopte dat het slechts het begin was van een reeks successen, waarbij de familie Franco uiteindelijk de eigendommen aan de bevolking zal teruggeven.
Ze prees ook de inspanningen van verschillende activisten en betrokkenen, zoals Martiño Noriega, Quín Montiagudo en Ricardo Gurriarán, die zoveel werk hadden verricht om dit mogelijk te maken.
Toekomstige tentoonstelling en activiteiten
De kisten werden geopend, waardoor de conservatoren de sculptures konden inspecteren. De kosten voor het transport waren gedragen door de familie Franco. Vanaf 11 december zullen de sculpturen tentoongesteld worden in het Museo do Pobo Galego, en dat zal zo blijven tot eind mei.
De burgemeester stelde dat de ontdekking van de sculpturen zijn gebeurd in 1954, toen Carmen Polo, de echtgenote van Franco, aangaf dat ze de kunstwerken wilde en dat ze teruggegeven moesten worden aan de gemeente. Ze stelde dat het museum, dat een breed publiek dient, de meest geschikte locatie was.
Ze moedigde bezoekers aan om de geschiedenis op te snuiven en kondigde aan dat er gedurende de tentoonstellingsperiode activiteiten over erfgoed en herinnering zouden plaatsvinden. Conferenties en paneldiscussies zullen worden gehouden, waarin experts de definitieve locatie van de sculpturen zullen bepalen.
Een lange juridische strijd
De strijd begon met een rechtszaak door de gemeente Santiago tegen de kleinzoons van Franco, omdat de sculpturen Abraham en Isaac in 1948 voor 60.000 peseta’s waren gekocht bij de graaf van Ximonde. De familie Franco beweerde dat ze de sculpturen via mondelinge overleveringen kenden, en dat Franco de stukken van een particulier had gekocht.
In 2017 diende de gemeente een oorspronkelijke vordering in, maar de rechtbank in Madrid gaf aanvankelijk de voorkeur aan de erfgenamen van Franco. Na verdere procedures werd het geschil herhaald, met de gemeente onder leiding van Xosé Sánchez Bugallo, in een context van politieke en maatschappelijke consensus in Galicia.
De Galicische overheid verklaarde bovendien dat negen sculpturen van de verdwenen façade van het Portaal van de Glorie, toegeschreven aan Mestre Mateo, tot het cultureel erfgoed behoorden, waaronder de betrokken sculpturen.
De uitspraak van het Suprema Corte
In juni 2025 besliste de Spaanse Hoge Raad dat het arrest van de Madridse rechtbank onjuist was. De Raad oordeelde dat de identificatie van de sculpturen duidelijk was op basis van bewijs, documenten en een deskundigenrapport. Dit betekende dat de eerdere afwijzing van de vordering gebrekkig was en dat de sculpturen terecht in handen waren van de gemeente Santiago.
De Hoge Raad benadrukte dat de beschuldigingen over de onjuistheid van de identificatie ongegrond waren omdat de documentatie en foto’s duidelijk maakten dat de aangeroepen sculpturen de reliefs waren die het meest overeenkwamen met de beschrijving uit 1933. Uit het onderzoek bleek dat van de sculpturen die in het dossier werden getoond, slechts één beschadigd was, hetgeen overeenkomsten vertoonde met de beschrijving en het deskundigenrapport.









